Thijs Wöltgens-lezing

Thijs Woltgenslezing- 17 november 2023, Kerkrade

Goedenavond allemaal

Wat fijn om hier te mogen zijn in het mooie Landgraaf. Veel dank voor de uitnodiging.

Naast het feit dat het me de mogelijkheid heeft geboden om naar het wonderschone Limburg af te reizen, gaf het mij ook de kans om mij eens goed te verdiepen in Thijs Wöltgens.

Een naam die ik natuurlijk goed kende. Maar in alle eerlijkheid, ook iemand van voor mijn tijd.

Wöltgens stopte in 1994 in de landelijke politiek. Het was het jaar dat ik, net 20, voor het eerst mocht stemmen voor de tweede kamer. Op 3 mei. Ik stemde uiteraard voor de PvdA. Dat had ik in ons rode gezin met de paplepel meegekregen. 12 dagen na de verkiezingen overleed mijn vader plotseling aan een hersenbloeding, op 48 jarige leeftijd. Hij had nog net meegemaakt dat zijn partij, de PvdA, de grootste werd. Hij maakte niet meer mee dat zijn vurige wens uitkwam: Een kabinet zonder CDA. Het eerste Paarse kabinet met alleen maar liberalen en sociaal-democraten.

De beklemmende deken van de christendemocratie ging van het land af. Er werden dingen mogelijk die niet eerder mogelijk leken: verruiming van individuele vrijheden, zoals rondom abortus, euthanasie en het burgerlijk huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht. En er was een einde gekomen aan de rechtse dominantie van de as tussen CDA en VVD. Een tijd van verandering en nieuwe mogelijkheden brak aan. Het was alsof er nieuwe zuurstof de samenleving in stroomde. Het voelde hoopvol, anders, beter.

Ik voelde in die tijd diepe rouw en verdriet om het verlies van mijn vader, maar was blij dat zijn gedroomde kabinet tot stand was gekomen. Ik herinner me dat ik me als student trots voelde om te mogen leven in een land dat toonaangevend leek voor de rest van de wereld op het gebied van vrijheid en mensenrechten. En Kok was voor mij als een vaderfiguur, waarbij je je geborgen en veilig voelde. Alles was goed, alles kwam goed, gelijke rechten waren bevochten en zouden  niet meer worden afgenomen. Fukuyama kondigde het einde van de geschiedenis aan. We waren terechtgekomen waar we altijd al hadden willen zijn.

Als ik terugkijk vraag ik me af of ik destijds soms ook kritisch was. Ik kan het me niet herinneren. Ik was natuurlijk jong. Was druk met mijn studie. Had verdriet om de vroege dood van mijn vader. Maar ik was ook altijd politiek betrokken. Volgde het nieuws nauwgezet. Maar er staat me niets bij van enig ongenoegen over de neoliberale koers die werd ingezet door onze partij.

Was er wel kritiek in die tijd? Natuurlijk, er was verbazing en ook wel wat gemor over de passage in de Den Uyl lezing van Kok over het afschudden van de ideologische veren. Maar de kritiek die we daar nu op hebben, lijkt veel luider en vanzelfsprekender dan destijds. En het is natuurlijk ook altijd veel eenvoudiger om achteraf kritiek te leveren. Zie het maar eens scherp terwijl je er zelf in zit. Het analytische vermogen en de verbeeldingskracht die dat vergt, is maar weinigen gegeven.

De afgelopen weken is mij duidelijk geworden dat een van díe weinigen zonder twijfel Wöltgens was. Inmiddels was hij burgemeester geworden in Kerkrade, zijn grote droom, en hier vanuit Zuid Limburg liet hij regelmatig van zich horen. Ik heb me afgelopen weken verdiept in het werk van Wöltgens en ben zeer onder de indruk geraakt hoe scherp hij destijds al analyseerde hoe we ver de neoliberale weg ons wegdreef van ons oorspronkelijke sociaal democratische gedachtegoed. Zijn bespiegelingen en analyses zijn nog steeds actueel en wat was het verstandig geweest als we toen beter naar deze aimabele, vriendelijke man met een vlijmscherpe geest hadden geluisterd.

In de ‘Nee-zeggers’ (die ik gelukkig nog kon lenen bij onze Amsterdamse openbare bibliotheek, want helaas nergens meer te koop) gaat hij tekeer tegen het neoliberalisme ‘dat als een spook door de wereld waart’. Hij noemt het een ‘pamflet geschreven uit boosheid en onbegrip’, waarin hij de lezer hoopt ervan te overtuigen dat ‘sociaal democratie en neoliberalisme fundamenteel onverenigbaar zijn’.

In zijn ogen werden we allemaal in slaap gesust omdat het neoliberalisme zich voordoet als pragmatisch, zonder visie, zonder ideologie. De markt wordt voorgesteld als een neutrale macht, als iets dat nou eenmaal is wat het is, iets waarvan de wetten gelden als natuurwetten. Onomkeerbaar en onstuurbaar.

Wöltgens waarschuwt voor deze versluiering van politieke macht, die hij ziet als rechtstreekse bedreiging voor de democratie, omdat er geen alternatief tegenover wordt gezet. “Als er in feite niets te kiezen valt, wordt het democratische proces een ritueel” schrijft hij. Het doet denken aan Rutte’s zogenaamde visieloosheid. Zijn uitspraak: als je last hebt van visie, dan moet je naar de oogarts. Door het voor te stellen als de enige logische optie, worden we meegesleurd op een weg waar wel degelijk een zeer ideologisch geladen maatschappij- en mensbeeld aan ten grondslag ligt, bepalend voor de wijze waarop burgers worden gevormd, behandeld en bejegend: Als rationele, calculerende individuen die hun eigen succes moeten najagen op de markt, of dat nou de arbeidsmarkt, de woningmarkt of de kapitaalmarkt is. Je eigen belang najagen, is de enige manier om je staande te houden in een neoliberale samenleving. ‘Ik zou individualisering zelfs toegepast neoliberalisme kunnen noemen’ schrijft Wöltgens, om te vervolgen: ‘maar individualisering betekent nooit het verdwijnen, maar altijd verscherping van sociale ongelijkheid’. We worden immers tot elkaars concurrenten gemaakt in een permanente wedstrijd. En het kenmerk van elke wedstrijd is dat die maar enkele winnaars en heel veel verliezers kent. De winnaars worden geprezen, de verliezers hebben het nakijken. En ondertussen wordt de solidariteit uit de samenleving geperst, want als je zelf verantwoordelijk bent voor je eigen succes, dan is falen dus ook een individuele verantwoordelijkheid. En waarom zou je dan nog compassie moeten hebben met iemand met minder succes heeft dan jij?

En zo ontstaat ‘de tirannie van verdienste’, zoals de Amerikaanse politiek filosoof Michael Sandel dat zo treffend noemt in zijn gelijknamige boek dat in 2020 verscheen. Het neoliberale gedachtegoed zorgt ervoor dat mensen met succes dat vooral zien als hun eigen verdienste, en deze zelfingenomenheid staat solidariteit in de weg en zorgt voor toenemende ongelijkheid en onderlinge polarisatie. Sandel verklaart hieruit zelfs de opkomst van Trump.

Graag haal ik hier ook een andere politiek filosoof aan, die deze gevaren al in de jaren vijftig van de vorige eeuw blootlegde in een dystopische roman, getiteld ‘the rise of the meritocracy’, dat uitkwam in 1958. 

Het woord meritocratie bedacht hij zelf. Het was een combinatie van het griekse “kratia” (macht) en het latijnse “meritum” (verdienste). Macht voor degene met verdienste dus. Waarbij verdienste staat voor de combinatie van IQ en inzet. 

Dus geen aristocratie meer, met macht op basis van geboorterecht, of een plutocratie, gebaseerd op rijkdom. Maar de macht bij de slimsten, de mensen met de meeste diploma’s

Young schreef zijn boek in reactie op een nieuw schoolstelsel dat in de jaren vijftig in Groot-Brittannië werd ingevoerd, waarbij kinderen voortaan op elfjarige leeftijd een test deden, op basis waarvan ze tot een van drie typen scholen werden toegelaten. Kinderen met de beste score gingen naar de grammar school, kinderen met de slechtste score naar de secondary modern school. Young was bezorgd over de maatschappelijke effecten van dit nieuwe systeem en verwerkte zijn kritiek in een ironische satire. 

Zijn boek is zogenaamd geschreven in het jaar 2033, en vanuit de toekomst geeft hij een verontrustende historische analyse van wat er in zijn land is gebeurd sinds de invoering van dit nieuwe schoolsysteem. Dat heeft door de jaren heen gezorgd voor veel onrust en polarisatie in het land. Zij die zijn toegelaten tot de grammar school voelen zich steeds meer verheven boven degenen die op een ander niveau onderwijs kregen. Zij vinden op grond van hun onderwijsprestaties dat ze meer rechten hebben dan anderen, en het verschil tussen de salarissen van hoog- en laagopgeleiden wordt steeds groter. Lageropgeleiden voelen zich vernederd en komen in opstand tegen het feit dat ze geen stem en geen positie meer hebben in de politiek en in besluitvormende organen. Ze voelen zich steeds minder vertegenwoordigd in de politiek, de Labour Party (De Britse PvdA) is ten onder gegaan. Er is een nieuwe partij opgekomen die het wél voor hen opneemt: the populists. Het boek eindigt abrupt. Op de laatste pagina wordt vermeld dat het nooit voltooid is, omdat de auteur tijdens rellen is omgekomen.

Het vreemde is dat het woord meritocratie -door Young vooral bedacht om een harde waarschuwing te geven voor al te veel individualisering en onderlinge competitie en het blindstaren op cognitief talent- door de jaren heen vooral een positieve betekenis heeft gekregen. In plaats van iets negatiefs, werd de term gebruikt als iets nastrevenswaardigs, als een utopie van gelijke kansen. En dat gebeurde zeker ook door sociaaldemocraten. Labourleider en premier Tony Blair, een van de grootste apostelen van de derde weg, gebruikte het begrip veelvuldig in zijn speeches, waarbij hij meritocratie prees als een prachtmodel waarin iedereen gelijke kansen heeft. Want talent kan iedereen gegeven zijn, is de veronderstelling, dus iedereen heeft een gelijke kans op maatschappelijke waardering. Maar is het wel zo eerlijk om mensen op basis van talent te beoordelen en welk effect heeft dat op de manier waarop burgers zich onderling gedragen in een samenleving?

Dit zijn Anyssa en haar opa. Een miljoen tv-kijkers leefden met ze mee in de documentaire serie Klassen.

Anyssa is razendslim en werkt hard. Maar het leven maakt het haar niet makkelijk. Haar vader is niet in beeld. Met haar moeder gaat het niet zo goed. Ze woont bij haar opa en oma die worstelen met geld- en gezondheidsproblemen. Ze zijn afhankelijk van de voedselbank. Opa is ziek en ze moet veel voor hem zorgen. Opa en oma kunnen zelf niet goed lezen, dus helpt Anyssa hen bij veel praktische zaken. Haar oom is onlangs neergestoken bij een ruzie, waardoor ze slecht slaapt. Anyssa is een doorzetter met veel talenten, maar er speelt zoveel in haar leven dat het soms lastig is om zich op school te concentreren. Ze scoorde eerst als beste van haar klas. Ze zou makkelijk naar het VWO kunnen. Maar door alle stress en spanningen gaan haar resultaten steeds verder achteruit en verdwijnt een VWO advies steeds verder uit beeld. 

In Nederland zijn er duizenden Anyssa’s. Kinderen die een hele moeilijke startpositie hebben en maar weinig tijd krijgen om hun talenten te ontwikkelen, omdat we ze al op jonge leeftijd in een hokje plaatsen. Maar er zijn ook duizenden kinderen voor wie precies het tegenovergestelde geldt. Kinderen die vanuit huis alle ondersteuning en begeleiding krijgen die ze nodig hebben. Waar boeken in huis zijn, genoeg te eten, weinig stress. Van wie de ouders de prestaties van hun kinderen goed in de gaten houden, de best presterende scholen zonder een groot lerarentekort weten te vinden en kunnen compenseren voor elk gebrek.  En als het thuis of op school niet kan worden geboden, is er altijd wel een andere manier. 

Zo heeft de bijlesindustrie de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen, waardoor de uitgaven aan bijles zijn in de afgelopen 20 jaar meer dan vertienvoudigd.

Ongeveer een kwart van de leerlingen in groep 8 zit tegenwoordig op bijles. Louise Elffers, lector aan de Hogeschool van Amsterdam en directeur van het kenniscentrum ongelijkheid, schrijft hierover in haar boek ‘De bijlesgeneratie’ dat de nieuwe elite liever in bijles investeert dan in diamanten, omdat het rendement daarvan veel groter is. Bijles, oorspronkelijk bedoeld als manier om een achterstand weg te werken, is steeds meer het middel geworden om de voorsprong die je kinderen al hebben, te vergroten. 

En dat ouders die zich dat kunnen veroorloven, kiezen voor bijles voor hun kroost, is goed te begrijpen. We leven in toenemende mate in een diploma gedreven samenleving, waarbij de kansen in het leven, kansen op kennis, macht en inkomen, voor een groot deel bepaald worden door het diploma dat je bezit. 

Hoe hoger je diploma, hoe groter je kansen op een baan, vast werk en daarmee de kans op een goed inkomen, een mooi huis, en een paar fijne vakanties per jaar. Maar ook hoe groter de kans op een goede gezondheid. Kinderen in gezinnen met een laag inkomen en een bescheiden opleiding leven gemiddeld zeven jaar korter en vijftien jaar in minder goede gezondheid.

Ook hebben zij minder kans om invloed uit te oefenen op hoe onze samenleving zich ontwikkelt. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de samenstelling van de Tweede Kamer, valt op dat meer dan 90 procent ten minste een hbo-diploma heeft. Dat is niet altijd zo geweest. Tot ver in de twintigste eeuw maakten ook lager- en middelbaar opgeleiden een groot deel uit van het parlement. Hetzelfde patroon zie je in mijn eigen beroepsgroep. In 1979 was meer dan twee derde van de wethouders laag- of middelbaar opgeleid. Inmiddels is dat nog maar een kwart. De volksvertegenwoordiging en de beslissende klasse in ons land bestaat dus voornamelijk uit hoogopgeleiden, die vaak zelf ook weer kinderen zijn van hoogopgeleiden. 

Eigenlijk zou ik hier helemaal niet de termen hoog- en laagopgeleid willen en moeten gebruiken, want het drukt een hiërarchie uit in waardering die een giftig effect heeft op de samenleving. Door de hiërarchische manier waarop wij over onderwijs praten benadrukken we steeds wat we als samenleving goed en minder goed vinden. En het is niet alleen de manier waarop we erover praten, het is ook wat we dóén.

Waarom verdienen leraren op het vmbo minder dan op het vwo? Waarom gaan vmbo-kinderen maar vier jaar naar de middelbare school en vwo’ers zes jaar? Waarom vragen we van vmbo’ers al op hun vijftiende of zestiende om een beroepsrichting te kiezen, midden in hun puberteit, terwijl vwo’ers daar veel langer over mogen doen? Waarom zijn vmbo-scholen vaker ouder en minder goed onderhouden dan vwo scholen? Waarom gaan schoolreisjes op het vmbo vaak niet verder dan Antwerpen, terwijl de gymnasiasten naar Rome gaan? Waarom wordt er op de meeste vwo’s wel filosofie gegeven en op het vmbo niet? Waarom gaat het vak burgerschap op het vwo meestal over zelfontplooiing, en op het vmbo over normen en waarden, uitgelegd als regels waar je je aan moet houden? Waarom hebben mbo-geschoolden aan het einde van hun studie jaren minder onderwijssubsidie gekregen dan universitair studenten. En moeten ze zelfs een hoger percentage betalen over hun studieschuld. 

De meritocratische nadruk op verdienste als individuele, cognitieve prestatie heeft van ons onderwijs een wedstrijd gemaakt – een oneerlijke wedstrijd die leidt tot oneerlijke uitkomsten.

Kijk even mee naar deze staafdiagram en de verschillen tussen de achtergronden van de kinderen op de verschillende niveaus. Kunnen we op basis hiervan nog steeds beweren dat onze selectiemethoden echt een zuivere uitdrukking zijn van cognitief talent en inzet? 

En zelfs al was dat zo, is het dan eerlijk en verstandig om hiërarchie aan te brengen in de wijze waarop we mensen van verschillende niveaus behandelen?

Volgens de meritocratische principes verdient iemand met een universitair diploma meer dan iemand met een praktisch diploma. Maar als alle praktisch geschoolden vandaag hun werk neerleggen, loopt alles onmiddellijk vast. Kijk maar naar wat de stakingen in de vuilnisophaal, de kinderopvang en het streekvervoer teweeg brengen. Als daarentegen alle academici vandaag hun werk staken, is het nog maar de vraag of we dat volgende maand in de gaten hebben. 

De eenzijdige focus op cognitief talent doet geen recht aan de veelheid aan talenten en inzet die we nodig hebben om een goede samenleving te vormen. Het werkt vernederend en zorgt voor een kloof in onze samenleving

In de ‘atlas van afgehaakt Nederland’ ,waarin Josse de Voogd en Rene Cuperus de impact onderzoeken van maatschappelijke verschillen tussen mensen op hun stemgedrag, zien we die kloof ook duidelijk terug. 

Hun onderzoek laat zien dat politiek-maatschappelijk onbehagen, of wat we ‘afhaken’ zouden kunnen noemen, sterk samenhangt met inkomens- en opleidingsniveau. Universitair opgeleiden hebben veel meer vertrouwen in regering en parlement dan praktisch geschoolden.

Ook laat de atlas zien dat bepaalde groepen mensen en bepaalde plekken meer kansen en ontwikkelingsmogelijkheden hebben en beter worden gerepresenteerd in politiek en samenleving.

Het voorbeeld van Anyssa laat zien dat het te simpel is om daarbij alleen te wijzen op verschillen tussen randstad en regio. Ook binnen een grote stad als Amsterdam zie je grote verschillen. 17% van de kinderen groeit op in armoede en dat concentreert zich vooral in sommige wijken en buurten, waarbij de regel lijkt te gelden: hoe verder van het centrum van de macht, hoe meer achtergesteld. Dat zie je bijvoorbeeld terug in CBS data over schooladviezen, zoals hier gepresenteerd door Kansenkaart.nl. Je ziet een soort blauwe rivier van hoge adviezen door centrum en zuid lopen, terwijl Amsterdam ZuidOost, Nieuw-West en Noord roodgloeit van (te) lage adviezen.

Op landelijk niveau zie je dat zelfde patroon: Hoe verder van Den Haag, hoe roodgloeiender. Het leidt tot de gedachte: Als de gasbel onder Utrecht had gelegen, in plaats van Groningen, was het toch nooit zo ver gekomen met de aardbevingschade? U kijkt nu vast ook naar de rode vlek op Zuid Limburg, precies wat we ook zien in de achterstandswijken in Amsterdam. Bij de voorbereiding van deze lezing werd ik door onderwijssocioloog en oud GroenLinks kamerlid Paul Jungbluth (u kent hem vast, hij heeft veel onderzoek gedaan naar kansenongelijkheid in het onderwijs met name hier in Zuid Limburg) gewezen op het rapport ‘Op zoek naar de Limburg-factor’ dat in 2015 verscheen en duidelijk blootlegt dat de Limburgers in vergelijking met andere Nederlanders een lager opleidingsniveau hebben en in samenhang daarmee ook een slechtere gezondheid en minder welzijn en welvaart ervaren. Een neoliberaal zou zeggen: Dat is de eigen verantwoordelijkheid van de Limburgers zelf. Maar zo komen we natuurlijk geen stap verder. Wat kunnen de Limburgers er aan doen dat hier meer armoede is, meer werkeloosheid heerst, er achterstalligheid is in infrastructurele investeringen en economische ontwikkelingen?

Als we niets doen aan de ongelijkheid in de samenleving, aan de diepe kloven die het gevolg zijn van het individualistische, meritocratische denken, dan zullen we steeds dieper in een neerwaartse spiraal terechtkomen. Dan zal het onderlinge wantrouwen in de samenleving toenemen en zullen we steeds meer moeite krijgen om de grote vraagstukken van deze tijd met elkaar op te lossen: hoe we de natuur redden, hoe we de opwarming van de aarde tegengaan, de grote tekorten in de publieke sector opvullen, een humaan en houdbaar migratiebeleid voeren, de woningnood stoppen en de bestaanszekerheid van mensen verbeteren. 

Een belangrijke rol is daarvoor weggelegd voor het onderwijs. Laten we in het onderwijs meer gaan kijken naar wat je wel goed kan, in plaats van wat je minder goed lukt. En laten we kinderen meer tijd geven om hun talent te ontwikkelen, in plaats van talent te verkwisten en jongeren door prestatiedruk meer stress aan te jagen. Laten we radicaal investeren in goede leraren en kwalitatief goed onderwijs, zodat het onderwijs overal goed op orde is en ouders niet meer hoeven aan te kloppen bij privaat onderwijs en bijlesbureaus. Laten we al het onderwijs gratis maken, inclusief alle leermiddelen, een leven lang. Zodat iedereen zich kan blijven ontwikkelen, ook op latere leeftijd. En laten we stoppen met de termen hoog- en laagopgeleid, maar waardering hebben voor alle opleidingen die bijdragen aan een betere samenleving.

Het is een diepgeworteld misverstand om te denken dat kansengelijkheid alleen maar gaat om de meritocratische ladder te beklimmen, ongeacht je afkomst. Kansengelijkheid moet gaan om een gelijke kans op waardering, op een goed bestaan, ongeacht de aard van je talent. Alleen op deze manier kan het onderwijs weer een gelijkmaker worden, en mensen samenbrengen. 

Uiteraard kan het onderwijs het niet alleen. Er zal meer moeten gebeuren. Door gratis goede kinderopvang voor iedereen voorkomen we dat er teveel achterstand ontstaat op jonge leeftijd. Door te investeren in bestaanszekerheid gaan we armoede tegen, die mensen belemmert in hun ontplooiing. We moeten investeren in de publieke sector, want op teveel plekken kunnen mensen niet meer rekenen op goede thuiszorg, goed openbaar vervoer of een aanspreekbare wijkagent. En we zullen weer terug moeten van woningmarkt naar volkshuisvesting, want een betaalbaar dak boven je hoofd is een grondrecht en het feit dat er inmiddels 100.000 mensen dakloos zijn een schande. 

En om dit te realiseren helpt het om vast te houden aan het adagium ‘ongelijk investeren voor gelijke kansen’. Dat is niet alleen zomaar een holle slogan waar de PvdA in 2022 de verkiezingen mee won in Amsterdam, maar iets dat we in de stad dagelijks in de praktijk brengen. We investeren vooral daar waar het het hardste nodig is. Zoals met de speciale programma’s in ZuidOost, NieuwWest en Noord, de Amsterdamse stadsdelen met de meeste achterstand en achterstalligheid, met de laagste onderwijsscores, de meeste armoede en hoogste criminaliteitscijfers. We investeren in beter onderwijs door extra geld voor scholen met meer problemen. Leraren in deze wijken krijgen een hogere Amsterdamse toelage. We investeren in familiescholen, waar naast uitstekend onderwijs voor de kinderen ook de ouders worden geholpen met taal, opvoedvaardigheden en financiële administratie en problematiek. We investeren in meer naschoolse activiteiten en een goede voorschool voor de kleintjes. We houden mensen uit de schulden door extra inzet op vroegsignalering. We bestrijden het lerarentekort door te zorgen voor huisvesting en reiskosten. We bieden een brede brugklasbonus, zodat scholen kinderen langer de tijd kunnen bieden om hun talenten te ontwikkelen.

Een goed bestuur is als een goede leraar, met oog voor het geheel, helpt iedereen vooruit en geeft extra steun aan wie meer nodig heeft. Door het neoliberalisme hebben we ons afgelopen jaren uit elkaar laten spelen. Is de samenleving een wedstrijd geworden, waar de een zich een winnaar kan voelen en de ander een verliezer. Wöltgens waarschuwde ons hier al voor, maar hij was een goedaardig man en ging het conflict misschien te weinig aan. Maar zijn lessen en observaties zijn nog steeds zeer relevant in deze tijd, met als voornaamste punt: Breng de politiek weer meer terug in de democratie. Door weer echt te gaan staan voor onze waarden en ons gedachtengoed. Door ons niet te laten verblinden door het idee dat we nou eenmaal uitgeleverd zijn aan de markt of aan rechts. Door zelf weer het stuur in eigen hand te nemen en te laten zien wat voor ons echt van waarde is: Een samenleving waar we naar elkaar omkijken en waar iedereen de vrijheid en kans krijgt om met zijn eigen talenten een bijdrage te leveren. 

Het motto van het kabinet-Den Uyl in de jaren zeventig, het enige progressieve kabinet dat Nederland ooit heeft gekend, was ‘Spreiding van kennis, macht en inkomen’. Het was de tijd waarin de bevrijding van het individu uit de beklemming van de zuilen en de sociaal-economische klasse centraal stond. Maar sindsdien lijken er nieuwe zuilen en klassen te zijn ontstaan, hiërarchisch geordend op basis van opleiding, waartussen kennis, macht en inkomen verre van eerlijk zijn verdeeld. Om dat te doorbreken moeten we af van het idee dat succes een keuze is en opnieuw en beter beseffen dat het in hoge mate het gevolg is van toeval en geluk. Het geluk dat je met een goed stel hersens bent geboren, dat je gezond bent, dat je in staat bent om je in te zetten. En het geluk dat je geboren bent in een omgeving die je mogelijkheden biedt en vooruithelpt. Het had zomaar anders kunnen zijn. Als we beseffen dat succes voor een groot deel afhankelijk is van geluk en toeval, zullen we ook een ander meer gunnen, bereid zijn onze welvaart eerlijker te delen en samen tot oplossingen komen voor de problemen die voor ons staan. 

Lieve mensen, we zitten 5 dagen voor de verkiezingen en het gaat erom spannen. Gaan we het land een socialere en eerlijkere kant op sturen of geven we het land over aan liberale en conservatief rechtse krachten waardoor er niets wezenlijks verandert en ongelijkheid en onderlinge verdeeldheid alleen maar zal toenemen.

Mij blijft de hoop drijven dat het anders kan. Zoals Vaclav Havel al zei: Hoop is nooit de garantie dat wat je wil bereiken ook werkelijkheid zal worden, succes zal hebben. Het is geen prognose, geen optimisme over het resultaat. Wel de zekerheid dat iets zinvol is om voor te werken, omdat het goed is. Omdat het het waard is om voor te vechten!

Dank u wel!

 

 

 

Vorige
Vorige

Hub Cobben-lezing

Volgende
Volgende

Pubcom-speech