SDG speech: “In een rijk land als Nederland is het bestaan van armoede niets meer dan een politieke keuze”

SDG Action Week, 26 september 2023

Lieve mensen,

Het kan u niet ontgaan zijn: er wordt de laatste tijd veel over armoede gepraat en geschreven.

Het woord bestaanszekerheid valt dan vaak.

Je kunt daar cynisch over doen. Dat ik veel politici er nog nooit eerder over heb gehoord.

Maar ik ben blij met alle aandacht.

Want het laat zien dat er echt iets aan het schuiven is.

Dat er steeds meer mensen zijn, bij wie de ogen langzaam opengaan.

Die met mij vinden dat het zo niet langer kan. Dat het anders moet. Eerlijker. Socialer.

Want door de stijgende kosten van noodzakelijke uitgaven en het achterblijvende sociaal minimum raken steeds meer mensen in de knel. Onze planbureaus luidden deze zomer de noodklok: bijna een miljoen mensen in Nederland dreigden onder de armoedegrens terecht te komen.

De gevolgen van armoede zijn algemeen bekend: stress, verstoorde nachtrust, gezondheidsproblemen, toenemende schulden, verlies van sociaal contact, baanverlies, huiselijke spanningen, minder ontwikkelkansen voor kinderen, pestgedrag op school en ga zo maar door.

Armoede is onacceptabel, en onnodig in een rijk land als de onze, en gelukkig vinden steeds meer mensen dat.

Het demissionair kabinet trekt veel geld uit om bestaanszekerheid te vergroten. Het minimumloon gaat omhoog, de huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget ook.

En het was ook wel hoog tijd voor wat goed nieuws…

De eerste van de zeventien sustainable development goals luidt niet voor niets: No poverty in 2030.

Het is niet voor niets de eerste doelstelling, want als je het hebt over grote maatschappelijke vraagstukken waar de mensheid voor staat, dan gaat het toch in de eerste plaats over hoe wij gelijkwaardig kunnen samenleven.

Want ongelijkheid staat het samen oplossen van grote problemen in de weg. En dat is niet alleen een internationaal probleem, maar ook lokaal, ook in Amsterdam. Als je oppervlakkig kijkt, lijkt het ons voor de wind te gaan. Maar als je dieper graaft, dan zie je grote problemen, zoals onlangs beschreven in de Staat van de Stad.

Net als in het hele land, neemt ook in Amsterdam de ongelijkheid toe en is deze steeds meer plaatsgebonden.

De verschillen in inkomen zijn groot en de kansen op de woningmarkt zijn ongelijk verdeeld.

Het geluksgevoel en het vertrouwen in de toekomst variëren sterk tussen Amsterdammers.

Waar 8 op de 10 rijkere Amsterdammers aangeven gelukkig te zijn, geldt dat maar voor de helft van hun stadsgenoten met een laag inkomen.

Bewoners in Zuid zijn het gelukkigst en in Nieuw West het minst gelukkig.

En nog steeds geldt: één op de 5 Amsterdamse kinderen groeit op in armoede.

Inwoners van Amsterdam Zuidoost leven gemiddeld 7 jaar korter dan bewoners van stadsdeel Zuid. En vijftien jaar in minder goede gezondheid.

Als je als kind op school zit in Amsterdam Nieuw-West is de kans veel groter dat je geen bevoegde leraar voor de klas hebt staan, dan in het centrum van de stad. Dus je hebt daar gewoon minder kans op goed onderwijs, wat grote invloed kan hebben op de kansen die je krijgt in het leven.

Het zijn zomaar wat ongemakkelijke feiten.

En dit soort feiten laten ook zien hoe de verschillende sustainable development goals met elkaar samenhangen.

Geen armoede, goede gezondheid, kwaliteitsonderwijs.

Wel armoede, gezondheidsproblemen, meer kans op slechter onderwijs.

Het is belangrijk dat we de samenhang zien, en onze inzet hierop afstemmen.

Want armoede gaat om veel meer dan om te weinig geld overhouden om te kunnen rondkomen.

Armoede is een gebrek aan perspectief. Het ontneemt kinderen de mogelijkheid om zichzelf goed te ontwikkelen en richting te geven aan hun leven – ze groeien op met het idee dat dat veel dingen niet voor hun zijn weggelegd.

Als je als kind met honger naar school toe gaat, of in een woning leeft waar de schimmel op de muren staat en je met hun broertjes of zus in een bed moeten slapen, dan is het moeilijker om op school te presteren.

Geldstress in gezinnen legt een beklemmende rem op ontwikkeling en zorgt vaak ook nog eens voor systeemstress: zie jezelf maar eens een weg te vinden door alle ingewikkelde regelingen en het woud aan hulpverlenende instanties. We maken het vaak het meest ingewikkeld voor de mensen die het al moeilijk hebben.

Daarom is ons adagium in Amsterdam: ongelijk investeren voor gelijke kansen. Ons uitgangspunt: vertrouwen en geloof in mensen. We zien armoede niet als een individueel probleem maar als een sociale opgave voor een rechtvaardige samenleving.

We zien armoede niet als je eigen schuld, zoals ons in onze neoliberale werkelijkheid vaak wordt voorgespiegeld, maar als een gezamenlijk probleem dat we samen moeten oplossen omdat het ons als samenleving belemmert om verder te komen.

Een docent vertelde mij laatst hoe ze een leerling bijna dagelijks heel moe in de klas kreeg. Bij navraag bleek dat de jongen geen bed had, maar op een oud matras in de kamer bij zijn broer moest slapen. Binnen een dag had de school het gezin met de juiste instantie in contact gebracht, die een bed regelde en ook meteen de woning een opfris beurt kon geven.

Dat de school dit zo snel kon doen, kwam omdat de jongen op een Amsterdamse familieschool zat. Dit initiatief is vier jaar geleden ontstaan en inmiddels zijn er tientallen van in ontwikkelling.

Bij een Amsterdamse Familieschool is er naast goed onderwijs ook aandacht voor wat er nodig is om de omgeving van een kind te verbeteren, zodat een leerling zich beter voelt en zich beter kan concentreren.

We ondersteunen ouders met financiële problematiek, opvoedproblemen, taalbarrières en ga zo maar door. Want we zien dat het beter gaat met kinderen als het ook beter gaat in hun omgeving.

Sowieso is het voorkomen van armoede natuurlijk altijd veel beter dan het genezen.

Schulden beginnen vaak door een onverstandige beslissing of onwetendheid. Door er vroeg bij te zijn en snel financiële hulp aan te bieden kunnen grote problemen worden voorkomen.

Zoals bij Adam, die zichzelf tijdens zijn mbo-2 opleiding alvast had ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, maar zich niet had gerealiseerd dat je dan elk kwartaal aangifte moet doen van je omzet.

Hij had de aanslagen genegeerd, want dacht: “ik heb nog geen omzet dus hoef ook niet te betalen”, waardoor hij een grote belastingschuld opbouwde. De schulden werden zo hoog dat er beslag werd gelegd op het loon dat hij bij Albert Heijn en als pizzabezorger had verdiend. En toen begonnen de problemen pas echt: hij kon de huur en zijn verzekeringen niet meer betalen. Een huisuitzetting dreigde.

Gelukkig hebben we in Amsterdam het Vroeg Erop Af team, dat er letterlijk op af gaat bij signalen van beginnende schulden.

Ze bellen aan, komen langs, laten niet los.

En als er huisuitzetting dreigt, nemen ze net zo vaak contact op totdat er een oplossing is gevonden.

Tot Adam’s verrassing luisterden de schuldhulpverleners aandachtig, hadden ze begrip voor zijn situatie en zorgden ze ervoor dat Adam in een traject kwam om zijn schulden af te kunnen lossen.

Hij hoefde zijn woning niet uit en kon bouwen aan zijn toekomst.

En hij is niet de enige. Door de vroeg eropaf methode is het aantal huisuitzetting terug gebracht van 800 naar 30 per jaar.

Ik zou nog veel andere voorbeelden kunnen noemen wat we als lokale overheid doen: we hebben meer dan 30 armoederegelingen, met speciale aandacht voor kinderen, chronisch zieken en ouderen, hebben een pauzeknop voor schulden geïntroduceerd, werken samen met veel lokale initiatieven om te zorgen voor de dagelijkse levensbehoefte van mensen, van voedsel tot sport, ontwikkeling en ontspanning.

Maar uiteindelijk kan het armoedeprobleem niet door de lokale overheid worden opgelost.

Want alles wat wij op het gemeentelijk niveau doen is het plakken van een steeds grotere pleister op een steeds groter gat in de bestaanszekerheid van een steeds grotere groep mensen.

Inmiddels is de armoedegrens om in aanmerking te komen voor armoederegelingen in Amsterdam al verhoogd naar 130% van het sociaal minimum en voor kindregelingen zelfs naar 150%. Dat dit nodig is zegt vooral iets over de volstrekte ontoereikendheid van het wettelijk sociaal minimum, zoals laatst ook al is geconstateerd door een landelijke commissie.

In plaats van er steeds meer regelingen bij te maken, waardoor mensen nog meer verstrikt raken in het woud van regelingen, is het dus veel verstandiger om het wettelijk sociaal minimum te verhogen. Dit is ook de reden dat we inmiddels in Amsterdam experimenteren met ‘gewoon geld geven’.

Twee jaar lang krijgen 300 Amsterdamse gezinnen 150 euro netto per maand bovenop hun uitkering, zonder voorwaarden hoe ze het uitgeven, gewoon uit vertrouwen.

De verwachting is dat deze gezinnen doordat ze minder financiële stress zullen ervaren, meer mentale ruimte overhouden. Dit zal zich doorvertalen in betere gezondheid, een betere relatie met hun kinderen, meer perspectief op werk, en zo voort. Uiteindelijk zijn de maatschappelijke baten van meer financiële ruimte dus waarschijnlijk veel hoger dan de kosten daarvoor.

Want nog afgezien van het persoonlijke leed dat veel mensen door armoede ervaren en de verspilling van talent, zijn de kosten van armoede gewoon te hoog, voor de hele samenleving.

We kunnen veel uitgaven aan gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, schuldhulpverlening, huisuitzettingen, maatschappelijke opvang, jeugdzorg, bijstandstuitkeringen, reclassering en participatietrajecten voorkomen als mensen niet in armoede belanden, of er sneller uitkomen.

Het zou daarom veel beter zijn als het Rijk eindelijk zorgt voor een toereikend sociaal minimum, en tegelijk een rem zet op de kostenstijging van basale levensbehoeften als wonen, zorg, energie en voedsel.

Artikel 20 van de Grondwet stelt ‘De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid’. Ik hoop zeer dat een volgend kabinet daar ook naar handelt.

Want in een rijk land als Nederland is het bestaan van armoede niets meer dan een politieke keuze.

Laten we dus, net als de VN, no poverty op één zetten.

Vorige
Vorige

Preek van de leek

Volgende
Volgende

Lees mijn boek ‘Rood in Wassenaar’